Victor Hugo (1802-1885) schreef dit gedicht na de dood van zijn dochter.
Morgenvroeg
Als morgenvroeg de zon de velden gaat beschijnen,
Ga ik hier weg, naar jou, want jij wacht daar op mij.
Dan trek ik door het bos en langs diepe ravijnen.
Hier blijven kan ik niet, want te ver weg ben jij.
Mijn blik is strak vooruit, verzonken in gedachten.
Ik kijk niet op of om, en rond mij is het stil.
Vergeten en alleen, de dagen en de nachten,
Ze lijken op elkaar, ik zie niet het verschil.
Het goud dat ’s avonds valt, leidt niet mijn ogen af,
En ook de zeilen niet die naar Harfleur toe glijden,
En ben ik eenmaal daar, dan leg ik op jouw graf
Een bosje groene hulst, vermengd met paarse heide.
Demain, dès l'aube...
Demain, dès l'aube, à l'heure où blanchit la campagne,
Je partirai. Vois-tu, je sais que tu m'attends.
J'irai par la forêt, j'irai par la montagne.
Je ne puis demeurer loin de toi plus longtemps.
Je marcherai les yeux fixés sur mes pensées,
Sans rien voir au dehors, sans entendre aucun bruit,
Seul, inconnu, le dos courbé, les mains croisées,
Triste, et le jour pour moi sera comme la nuit.
Je ne regarderai ni l'or du soir qui tombe,
Ni les voiles au loin descendant vers Harfleur,
Et quand j'arriverai, je mettrai sur ta tombe
Un bouquet de houx vert et de bruyère en fleur.
Reactie plaatsen
Reacties