Edna St. Vincent Millay (1892-1950), Amerikaans dichteres, toneelschrijfster en activiste. Zij ontving in 1923 de Pulitzerprijs voor de poëzie, waarmee ze de derde vrouw was aan wie deze prijs werd toegekend.
Wie mij ooit heeft gekust, waar en wanneer,
En op wiens arm ik sliep, ik weet het niet.
Maar deze avond tikken, nu het giet,
De geesten tegen ‘t raam, zij gaan tekeer
En leggen zuchtend vragen bij me neer;
En in mijn hart ontstaat een stil verdriet,
Want nooit meer klinkt rond middernacht het lied
Van de vergeten vrienden van weleer.
Zo staat er ook een boom, ‘s winters, alleen,
Die wel weet: het gekwetter is voorbij,
Maar niet wie zijn gevlogen, één voor één.
Ik weet niet welke minnaar kwam en ging;
Ik weet slechts dat de zomer ooit in mij
Gezongen heeft, maar dat hij niet meer zingt.
(Vertaling: Arie van der Krogt)
What lips my lips have kissed, and where, and why,
I have forgotten, and what arms have lain
Under my head till morning; but the rain
Is full of ghosts tonight, that tap and sigh
Upon the glass and listen for reply,
And in my heart there stirs a quiet pain
For unremembered lads that not again
Will turn to me at midnight with a cry.
Thus in the winter stands the lonely tree,
Nor knows what birds have vanished one by one,
Yet knows its boughs more silent than before:
I cannot say what loves have come and gone,
I only know that summer sang in me
A little while, that in me sings no more.
Reactie plaatsen
Reacties